Oefenen met 1e en 4e naamval (der-Gruppe)
voorzetsels 4e naamval |
persoonlijk voornaamwoord 1e en 4e naamvalA Persoonlijk vnw- eenvoudig
A Persoonlijk vnw- eenvoudig 2 B persoonlijk vnw. iets moeilijker B persoonlijk vnw -vertaal in de juiste nv. C pers. vnw: geef antwoord met een pers. vnw verleden tijd -haben- en -sein- |